Woning:
De Irokezen woonden in Longhouses.
Die waren gebouwd van houten palen en stukken boombast.
Elk longhouse was ongeveer 25 meter lang en 6 tot 7 meter breed.
Er woonden soms wel 20 gezinnen!
De Irokezen waren trots op hun longhouses, Zij zagen hun huizen als een symbool van hun bondgenootschap en van hun cultuur. De longhouses werden door meerdere gezinnen bewoond maar elk gezin had een eigen afgescheiden ruimte.
In het midden van de longhouses waren verschillende vuurtjes.
Elk vuur werd aan allebeide kanten door 2 gezinnen gebruikt.
Aan de uiteinden van de longhouses bewaarden ze brandhout, voedsel en voorraden.
Aan het dak hingen maïskolven, gedroogd vlees en gedroogde vis.
Kleding:
Ze droegen hertenleren pakken versierd met wezelstaartjes en kralen en franje.
Voedsel:
Irokezen waren goede landbouwers. Ze kenden 15 soorten maïs, 8 soorten pompoenen en meer dan 60 soorten bonen!
De maïs, pompoenen en de bonen noemden ze de 3 zusters.
Verder verzamelden ze wilde planten, vruchten en noten.
In de lente verzamelden ze sap van de ahornboom en maakten daar stroop en suiker van.
Ze gingen ook op jacht of ze gingen vissen.
Gebied:
De Indianen uit het Noord Oosten woonden in een bosrijk gebied. Ze leefden langs rivieren, meren of aan de kust. De Irokezen Indianen noemden zichzelf Haudenosaunee dat betekend volk van het langhuis.