Naskapi Indianen

Omdat de jacht bij de Naskapi Indianen van levensbelang was, waren er vaste regels voor. De overblijfselen van de dieren moesten met respect behandeld worden, zo zou de geest van het dier tevreden zijn, en zouden de dieren de Indianen het volgende seizoen weer op hen laten jagen.

Gebied:

De Naskapi Indianen woonden in een gebied met ondoordringbare wouden en boomloze kale vlaktes.
De zomers waren vrij warm, maar duurden kort. De winters waren heel koud.
De naaldwouden liggen vlak onder de Noordpoolcirkel en strekken zich uit tot Alaska.

Woning:

Ook voor de huizen waren de dierenvellen nodig, net zo als stukken boombast.
De Naskapi Indianen konden nooit lang op een plek wonen, omdat ze altijd op zoek waren naar voedsel.

Ze trokken rond in een kleine familiegroep, en namen zo min mogelijk bagage mee. Ze maakten tenten die makkelijk te vervoeren waren.

Kleding:

De Naskapi Indianen maakten jassen, rokken, beenbekleding en moccasins (een soort schoenen) van Kariboeleer ( kariboe’s zijn een soort rendieren.) 
Voor 's winters werd de vacht van de kariboe er aan gelaten. Voor één stel kleren waren 8 tot 10 kariboevellen nodig.  Één paar moccasins waren na een paar weken alweer versleten. Terwijl de mannen op jacht waren, hadden de vrouwen dus genoeg te doen: huiden schoonmaken en afschrapen, en ze moesten gerookt worden zodat ze waterdicht werden. Daarna maakten ze van het leer kleding voor de hele familie.

Voedsel:

De Naskapi Indianen hadden een hard leven vooral tijdens de winter want dan was er weinig voedsel te vinden.

Voor landbouw was het te koud, daarom leefden ze van visvangst, jacht en de dieren uit de dieren vallen.

Hun leven hing af van de succes van de jacht. 

Kariboe