Sioux Indianen

De Sioux Indianen jaagden veel op bizons. Bijna alles van de bizon werd gebruikt. Het vlees werd vers gegeten of gedroogd voor in de winter. De huiden werden schoongemaakt. Van die huiden maakten ze kisten, zadeltassen en tuigen voor paarden. Als ze de huiden bewerkt hadden tot soepel leer, maakten ze er kleding, beddengoed, tipi's en zadeldekens van. Van de botten maakten ze gereedschap, van de horens maakten ze bekers en lepels en van de pezen maakten ze draad. Het bizonvet werd gebruikt als poetsmiddel en gemengd met gekleurde aarde als verf. De hoeven werden tot lijm gekookt, de mest werd gebruikt als brandstof.

Woning:

De Sioux Indianen woonden in tipi's. Die waren gemaakt van aan elkaar genaaide bizonhuiden die over lange palen waren gespannen. Aan de bovenkant was een rookgat, dat kon worden aangepast aan het weer. De deuropening was afgesloten met een stuk bizonhuid.
Een tipi kon snel opgezet of afgebroken worden voor als ze de tipi's weer ergens anders neer wilden zetten.
De Indianen die een soort van boeren waren, woonden tijdelijk in tipi's als ze op bizonjacht waren. De rest van de tijd woonden ze in dorpen met bolvormige hutten van aarde bedekt met turf. 

Kleding:

De Sioux Indianen maakten hun kleding van leer.

Ze versierden hun kleding soms met kralen, rond 1870 was vaak het hele lijfje overdekt met kralen.

En soms droeg een vrouw een leren riem met metalen schijven.

Voedsel:

De Sioux Indianen, die boeren waren, verbouwden maïs, bonen, pompoenen en  meloenen. Een deel van de oogst ruilden ze met andere Indianenstammen voor vlees en huiden. Omdat ze veel op bizons jaagden, aten ze ook bizonvlees.

Gebied:

 

De Sioux Indianen woonden op de uitgestrekte grasvlakten. Dit noemden ze de grote vlakten (Minnesota).

Tantanka Yotanka, een naam die meestal vertaald wordt als "Sitting Bull = Zittende Stier". Hij is een bekende leider van de Sioux Indianen. Hij was een sjamaan, dat is een soort medicijnman.